Vrijwel elke bergliefhebber kan ze uit het blote hoofd tekenen. Ze behoren tot de beroemdste bergen van de Europa: de Matterhorn en de Mont Blanc. Maar het collectieve geheugen wordt vooral bepaald door de beelden uit het Zwitserse Zermatt of het Franse Chamonix. Wie kent de ‘achterkant’ van deze bergen en hun Italiaanse verhalen, van Monte Cervino en Monte Bianco in het Val d’Aosta?
De kabelbaan naar Plan Rosa, hoog boven het bergdorp Breuil-Cervinia, biedt een prachtig uitzicht op het kolossale massief van de Cervino, de Italiaanse naam van de Matterhorn. Ook van deze kant is het een mooie berg, minder elegant dan gezien vanaf de Zwitserse kant, maar ruig, robuust en daardoor zo indrukwekkend. “Vanuit Italië is Cervino moeilijker te beklimmen dan vanuit Zwitserland”, vertelt gids Christiaan Zanolli. “Er zijn hier meer steile passages, die met touwen beklommen moeten worden.”
Ons eindstation is Rifugio Guide del Cervino, een berghut op 3480 meter hoogte die alleen te bereiken is via klimroutes of de comfortabele kabelbaan. Vanaf de hut heb je weidse vergezichten in de richting van de Mont Blanc en de Gran Paradiso, de andere hoge bergen van het Val d’Aosta. Als je je omdraait, kun je kilometers ver Zwitserland in kijken en rechts van de hut is de Cervino zelf te zien, het ‘hoofdkantoor’ van de berggidsen. Ook deze kant van de berg kent een lange klimgeschiedenis. Duizenden bereikten de top, maar er waren ook onfortuinlijke klimmers.
“Soms gebeuren er ongelukken waarbij klimmers overlijden, maar als je met een gids gaat, wordt er over je leven gewaakt”, zegt Zanolli, nadat ik bijna geschrokken reageer als hij vertelt dat een beklimming met een gids negenhondervijftig euro kost. “Mensen denken te makkelijk over bergbeklimmen. Als de risico’s worden onderschat, kan dat fatale gevolgen hebben.” Naast berggids is Zanolli ook lid van de reddingsdienst, dus maakt hij veel van dichtbij mee. Hij wil er niet al te veel over zeggen, maar dat het een grote indruk achtergelaten heeft is duidelijk. Hij heeft in ieder geval het inzicht gekregen dat zijn werk als berggids enorm belangrijk is. De Cervino heeft hij inmiddels 68 keer beklommen. In mijn ogen een gigantisch aantal, maar hij lacht. “Martin Lenner, een gids uit Zermatt en inmiddels 68 jaar, deed het zevenhonderd keer!”
Na de lunch dalen we weer een stukje af en stappen uit op Plateau Rosa. Vanaf hier zijn verschillende wandelingen te maken, met schitterende uitzichten op de Cervino. Het plateau heeft een prachtig spiegelend meer en is de bron van een beekje dat door een maanlandschap naar beneden stroomt, richting Lac de Goillet. Dit turquoise stuwmeer heeft een weerspiegeling van vergelijkbare schoonheid. Wie vervolgens een van de populaire mountainbikeroutes volgt, komt na enkele spannende passages langs een oude spoorweg en een flinke afdaling richting Breuil-Cervinia, een derde meer tegen: het Lac Bleu.
Terug in het dorp, bij het bureau van de berggidsen in Breuil-Cervinia kom ik in contact met een andere gids: Rinaldo. Rinaldo heeft een bijzondere achternaam. Hij behoort tot de vijfde generatie berggidsen van de familie Carrel, het bekendste geslacht uit het dal onder de Cervino. In 1865 verloor familielid Jean-Antoine Carrel nipt de strijd om de roemruchte eerste beklimming van de berg. Deze was tot op dat moment een van de laatste nog niet bedwongen Alpentoppen van betekenis en inmiddels woedde er een prestigestrijd tussen Carrel en de Engelsman Edward Whymper. Op 14 juli bereikte het team van Whymper uiteindelijk als eerste de top. Carrel, die met zijn mannen bijna boven was, keerde gedesillusioneerd terug naar het dal. Drie dagen later bereikte hij alsnog de top, als eeuwige tweede. “Natuurlijk was hij verdrietig na de verloren strijd”, vertelt Rinaldo. “Maar niet rancuneus.
Hij en Whymper zijn later zelfs goede vrienden geworden en hebben in Ecuador een aantal eerstbeklimmingen op hun naam geschreven.” Rinaldo vertelt over zijn bijzondere familiegeschiedenis. “In de jaren voor de tweestrijd klom Jean-Antoine vaak samen met zijn neef César Carrel. Het was César die Jean-Antoine de kunde van het gidsen bijbracht. Ze groeiden op in deze vallei, net als ik. Monte Cervino is ‘onze’ berg.” Bijna letterlijk, want een groot gedeelte van de berg en het grondgebied eronder is in handen van een aantal vooraanstaande families, waaronder de familie Carrel.
Rinaldo vervolgt zijn verhaal dat bijna bijbelse vormen lijkt aan te nemen. “Jean-Antoine en César waren dus neven, hun vaders waren broers. Césars zoon Jean-Jacques kreeg ook weer een zoon. Dat was Marcel en Marcel is mijn vader. Allemaal berggidsen”, zegt hij trots. Met z’n broer Giovanni zet Rinaldo de traditie voort. Zij zijn van de familieleden van de grote Jean-Antoine die nog berggids zijn, het dichtst verwant.
Met het gidsen verdiende Jean-Antoine geld om zijn gezin met twaalf kinderen te onderhouden, maar na zijn overlijden op 61-jarige leeftijd kreeg de familie het steeds moeilijker om rond te komen. “Het waren harde tijden”, zegt Rinaldo. “Om te kunnen overleven zijn ze naar de Savoie in Frankrijk vertrokken. Alleen zoon en dochter Leonard en Rose bleven hier, maar zij hebben de traditie van het gidsen niet voortgezet. Onze tak, die van César, wel.” Rinaldo is de bekendste van deze Carrels en heeft een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de familiegeschiedenis. “In 1973 heb ik als eerste Italiaan samen met Mirko Minuzzo de top van de Mount Everest bereikt en twee jaar eerder stonden we met de expeditie van Guido Monzino als eerste Italianen op de Noordpool.” Op de eerste etage van het berggidsenbureau is een grote tentoonstelling ingericht over deze twee expedities.
Ook die andere legendarische berg heeft in het Aostadal een ‘achterkant’ van het verhaal. Ik verruil Breuil-Cervinia voor Courmayeur onder de Monte Bianco. Vanuit Courmayeur starten enkele wandelingen richting Val Ferret en Val Veny met adembenemende uitzichten op het Mont Blancmassief. De valleien zijn zo smal, dat je de witte toppen bijna lijkt te kunnen aanraken. De hoge routes zijn onderdeel van de beroemde Tour du Mont Blanc.
Berggidsen Mien Barrel en Raimondo Rosa nemen me mee voor een stevige klim naar Rifugio Bertone op bijna 2000 meter hoogte. Eigenaar van de berghut is Renzino Cosson. “Vroeger was het een boerderij”, vertellen de gidsen. “Renzino heeft het in de jaren tachtig gekocht en wilde het ombouwen tot rifugio. Iedereen verklaarde hem voor gek, maar nu is het een heel goed lopende berghut.”
Mien en Raimondo hebben groot respect voor de 65-jarige oud-berggids, instructeur en lid van de bergreddingsdienst. Hij klom over de hele wereld. Zijn kennis over de bergen, de gevaren en hoe te handelen in noodsituaties heeft hij overgebracht op de jongere generatie. Cosson is voor hen een levende legende en grote inspiratiebron. De Mont Blanc heeft hij van alle kanten beklommen en steeds kwam hij levend terug. “Het risico op een ongeval is in de bergen altijd aanwezig”, vertelt Cosson. “Maar goede kennis, ervaring en vooral respect voor de berg zijn het belangrijkst om dat risico zo klein mogelijk te maken.” Cosson vindt dat de gevaren op de verschillende routes worden onderschat. “De Mont Blanc heeft geen gemakkelijke kant.
De omstandigheden kunnen elke route eenvoudiger of moeilijker maken. Je hebt ze nooit in de hand en ze kunnen snel veranderen.” Toch wordt de normaalroute naar de top aan de Italiaanse kant als moeilijker gekwalificeerd dan die vanuit Chamonix. De berg is vanuit Courmayeur ook pas veel later voor het eerst beklommen. Het verhaal van Balmat en Paccard uit 1786 is bekend, maar wie de eerste vanuit Italië was, weet niemand in de berghut. Uiteindelijk halen Mien en Raimondo via een iPad een Wikipediapagina tevoorschijn.
In 1890 schijnt een latere paus ‘iets’ rond de Monte Bianco te hebben gedaan. Mien vertaalt dat ene Achille Ratti samen met Luigi Grasselli als eerste vanaf de top is afgedaald aan de Italiaanse zijde via de Glacier du Dôme. Ratti blijkt op latere leeftijd inderdaad paus te zijn geworden, paus Pius XI (1922-1939). Over Pius XI zijn hele verhandelingen geschreven en meerdere bronnen beschikbaar, maar de prestaties van Achille Ratti blijven onderbelicht. Waarschijnlijk is Ratti met z’n compagnon via de Franse ‘voorkant’ omhoog geklommen en via de ‘achterkant’ afgedaald, maar of dat gezien kan worden als de eerste beklimming blijft de vraag onder het gezelschap in de berghut.
Vanaf Monte della Saxe, tweehonderd meter boven de berghut, hebben we een prachtig uitzicht op het Mont Blancmassief, met links de majestueuze top van de hoogste berg van de Alpen, die langzaam aan het zicht onttrokken wordt door groeiende wolken, en rechts de puntige piek van de Dent du Géant. Het lage licht van de opkomende zon scheert over de bergen en geeft het massief een warme tint.
Vanaf deze plek is ons eerste doel de Testa della Tronche op 2581 meter. “Vandaag doen we de Tour du Mont Blanc ‘spéciale’”, zegt Mien. De offi ciële route loopt iets lager, maar Mien vindt de hoge variante nog mooier en belooft ons de beste zichten op Mont Blanc, Grandes Jorasses en Mont Rouge. “Het mooie van de Tour du Mont Blanc is dat er zoveel variatie in zit”, zegt Mien. “Je loopt door zeven valleien en komt door drie landen met elk hun eigen cultuur en keuken.”
Na de Col Sapin, waar we de eerste edelweiss vinden, en de beklimming van de Col d’Entre Deux Sauts wandelen we een perfect uitgesleten U-vormig dal binnen met vele kleine beekjes die bergafwaarts een minidelta vormen. Het geluid van stromend water vult de hele vallei. Recht tegenover ons reiken de immense granieten reuzen van het Mont Blancmassief tot in de wolken. Het Val Ferret is hier vrij smal, waardoor de bergketen nog indrukwekkender lijkt. Eindstation van de dagtocht is Rifugio Bonatti, vernoemd naar de legendarische Italiaanse klimmer.
In de hut kijkt Walter Bonatti me vrolijk aan. Hij heeft een of andere inheemse hoed op. Een paar stappen verder zie ik hem een Boliviaanse rivier in duiken. Beneden hangt hij aan de Eigernoordwand, in het trappenhuis zie ik hem ijsklimmen op de Mont Blanc en een weer stukje verderop kijkt hij uit over een woestijn in Namibië. Overal hangen foto’s van Bonatti, genomen in alle windstreken. Everest, Fitz Roy, Antarctica, Alpen, overal beleefde hij avonturen, maar het meest legendarisch werd hij vanwege zijn klimstijl.
“Bonatti was een superman”, vertelt gids Raimondo. “Hij was echt uniek , één van de beste klimmers ooit en een vernieuwer. Hij klom met de technieken van de jaren dertig, maar met de mentaliteit van de jaren zeventig.” Bonatti zag het klimmen als een verrijking van zijn geest. Het moest puur zijn. Van boorhaken wilde hij niets weten. “Bonatti was controversieel en een van de weinigen in zijn tijd, die klom met lichte bepakking. Met zijn perfecte klimtechniek kon hij zich ongeloofl ijk snel voortbewegen.” Een van Bonatti’s grootste prestaties was de eerste beklimming van de Grand Pilier d’Angle, de meest directe route naar de top van de Mont Blanc. Acht jaar later in 1965 liet hij de wereld versteld staan van zijn solobeklimming van de noordwand van de Matterhorn. Hij deed het via een nieuwe directe route én in de winter.
De berghut, die eigendom is van drie vrienden van Bonatti, draagt al jarenlang zijn naam als eerbetoon. “Een van de eigenaren is inmiddels overleden”, vertelt een jongen achter de bar. Ook Bonatti leeft niet meer. Hij stierf in september 2011 op 81-jarige leeftijd. “Maar toen hij nog in leven was, kwam hij hier elk jaar”, vertelt de jongen met enige trots. De volgende ochtend bekijk ik nog een aantal foto’s voordat we naar de bewoonde wereld terugkeren. Tijdens de afdaling schiet de gedachte aan Bonatti nog een paar keer door mijn hoofd. We lopen heerlijk in de zon, maar toch in de schaduw van de magische toppen van de massale Monte Bianco. De achterkanten van de Mont Blanc én de Matterhorn zijn boeiend. Ze zijn grilliger en ruwer, met een eigen karakter in de geest van Bonatti, de inspiratie van Cosson, de waardering van de gidsen en de genen van Carrel.
Courmayeur onder de Mont Blanc en Breuil-Cervinia onder de Matterhorn zijn prima startpunten voor verscheidene wandelingen. Vanuit Courmayeur zijn wandelingen mogelijk naar onder meer het Val Ferret, dat schitterende uitzichten biedt op het immense Mont Blancmassief, en het ruwere Val Veny met routes langs gletsjers en morenen. De hoogteroute door de twee valleien maakt deel uit van de populaire Tour du Mont Blanc, een meerdaagse wandeltocht van ongeveer twee weken. Vanuit Breuil-Cervinia lopen wandel- en mountainbikeroutes langs enkele prachtig gelegen meren waarin de Matterhorn weerspiegelt.
Het hoogste meer ligt op het Plateau Rosa, dat ook met een kabelbaan te bereiken is. Mont Blanc en Matterhorn zijn met elkaar ‘verbonden’ door de Alta Via 1, een meerdaagse wandeltocht met tien etappes tussen Courmayeur en Breuil-Cervinia.
BESTE PERIODE
Juni tot en met september
VERVOER
Courmayeur en Breuil-Cervinia zijn per bus te bereiken. Er zijn diensten van de treinstations van Pré-Saint-Didier en Chamonix (F) naar Courmayeur en vanaf het treinstation van Châtillon/Saint-Vincent naar Breuil-Cervinia. Info: www.savda.it
Met de auto zijn Courmayeur en Breuil-Cervinia te bereiken via de Mont Blanctunnel en de Grote St.-Bernardpas/-tunnel.
OMHOOG
Funivia Plateau Rosa - info: www.lovevda.it
BERGGIDSEN
www.guidecourmayeur.com - Strada Villair nr 2, Courmayeur
www.guidedelcervino.com - Via Circonvallazione nr 2, Breuil-Cervinia.
SLAPEN
Voor het artikel hebben we geslapen in:
LEESTIPS
Tour du Mont Blanc, Noes Lautier, Uitgeverij Robert Weijdert, ISBN 9789080602052. Zeer complete Nederlandstalige (!) routegids met officiële route en alle varianten.
MEER WETEN?
www.lovevda.nl - Nederlandse website van het bureau voor toerisme van Valle d’Aosta
www.lovevda.it - Italiaanse website van het bureau voor toerisme van Valle d’Aosta
www.montourdumontblanc.com
www.lovevda.it/turismo/proposte/sport/escursionismo/alta_via_1_e.asp?tipo=mista&pk_tour=39 - specifieke info over de Alta Via nr 1.
Tekst & foto's Frank Peters, gepubliceerd in Bergen Magazine nummer 4 in 2013
De Mont Blanc en de Matterhorn in Bergen Magazine 4-2013
PDF | 1,68MB
Volg Valle d'Aosta ook op: